Vader gaat regelmatig met zijn gezin op stap. Hij is zelf vaak op weg om geld te verdienen en komt op een dag thuis met een discus. Op een stralende zondagochtend neemt hij zijn zoons mee naar het Bislet Stadion dat hij heeft afgehuurd om met de discus te gaan werpen. Dat wordt een voor vader noodlottige dag. Barnum vertelt:
Fred staat in de cirkel. Vader loopt weer naar het gras. Hij gaat links van ons staan, bijna bij de atletiekbaan. 'Ben je er klaar voor Barnum?' Fluistert Fred. Ik weet niet wat hij bedoelt en hij wacht niet op antwoord. Fred kijkt naar vader. Vader zwaait. Fred duikt in elkaar, hij strekt zijn arm als een staaldraad, de zwieper met zijn vinger en de discus die wegvliegt, die door de lucht schroeft, naar vader die midden in de zon staat, in zijn gele trainingspak en met het meetlint in zijn hand. Fred volgt de discus met zijn ogen. De worp is nog niet afgelopen. De worp is nog maar net begonnen. De worp is nu zijn eigen heer en meester, bevrijd, losgerukt en toch vastberaden, zijn baan is allang in de lucht afgetekend, gestuurd door de zwieper van Freds vinger, misschien is de worp al begonnen met degene die de discus maakte, of degene die hem bedacht, aan de vorm en de zwaarte van de discus dacht, voor de eerste keer. Ik volg de discus met mijn ogen. Die stijgt nog steeds. Hij bereikt zijn hoogste punt en rust even op het licht. Dan valt hij. Het gaat zó snel. Ik zie het pas als het al gebeurd is. Vader moet zijn ogen afschermen met zijn hand. Op datzelfde moment treft de discus hem. Hij treft vader recht op het hoofd, de bovenkant van zijn voorhoofd.