De strenge winter
Het was een krankjorum strenge winter toen twee goede
vrienden het ijs opgingen om te schaatsen. Er waren overal wakken in het ijs
geslagen vanwege de vissen; toen de twee schaatsers in volle vaart reden, lette de een niet goed op en gleed een wak zo krachtig met zijn nek tegen de
scherpe kant van het ijs, dat zijn hoofd over het ijs verder rolde en de romp
in het water achter bleef. De ander besloot onmiddellijk hem te helpen, trok hem eruit, pakte het hoofd en zette het weer op de romp, en
omdat het een barbaars koude winter was, vroor het direct weer vast op de
romp. Het slachtoffer was blij dat het zo goed afgelopen was. Omdat zijn kleren
helemaal nat waren gingen de twee vrienden een kroeg binnen en bij de warme
kachel zitten. Om de kleren te laten drogen en een borrel te drinken. “Proost,
vriend”, zei hij en toostte op de ander: “Voor de schrik kunnen we er wel een
gebruiken.”
Nu was hij door het koude water behoorlijk verkouden
geworden, het liep hem de neus uit. Toen hij die tussen zijn vingers klemde om
te niesen, hield hij zijn hoofd los in zijn hand vast, omdat die weer had
losgelaten in het warme café. Dat was voor de arme kerel behoorlijk noodlottig,
omdat hij zich nu niet meer nuttig kon maken in deze wereld. Toch zag hij snel een
mogelijkheid, en liet zich aanstellen als plankendrager en dat was een prima taak
voor hem omdat bij het dragen van de planken zijn hoofd nooit in de weg zat.
(1859)
(1859)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten